Zakdoek van batist met een rand doorstop en borduurwerk

Zakdoek van batist met borduurwerk - witwerk - en rondom een brede rand kantborduurwerk: tuledoorstopwerk. Vierkant model met rond middenstuk van batist. Aan het batist zijn zestien rechthoekige schulpen geknipt, die zijn afgewerkt met een smal opengewerkt randje van werk met uitgetrokken draden. Het batist is langs de rand en uitlopend in de rechthoekige schulpen geborduurd met een bloemtak met twee grote ronde bloemen en fijnere kelkbloempjes of rozenbottels afgewisseld door een viertal wingerdbladeren in de daarop volgende schulp. De bloemtakken en wingerdbladeren zijn steeds met een ijle slinger met één boogje en één vergeet-mij-nietje met elkaar verbonden. Het kantpatroon is langs elke zijde gelijk en symmetrisch. De machinale tule is op elke hoek doorgestopt met een symmetrisch palmetmotief tussen twee grote druppelvormige bladeren. Aan beide zijden wordt dit motief geflankeerd door een grote bloem, mogelijk een pioenroos, tussen enkele grote omkrullende bladeren. In het midden van elke zijde, langs de buitenrand, staat een kleiner palmetmotief tussen omkrullende bladeren. De schulpenrand langs de buitenzijde van het machinale tule komt voort uit het patroon met de palmetten en omkrullende bladeren.

Zakdoek van batist met een rand doorstop en borduurwerk

Zakdoek van batist met borduurwerk - witwerk - en rondom een brede rand kantborduurwerk: tuledoorstopwerk. Vierkant model met rond middenstuk van batist. Aan het batist zijn zestien rechthoekige schulpen geknipt, die zijn afgewerkt met een smal opengewerkt randje van werk met uitgetrokken draden. Het batist is langs de rand en uitlopend in de rechthoekige schulpen geborduurd met een bloemtak met twee grote ronde bloemen en fijnere kelkbloempjes of rozenbottels afgewisseld door een viertal wingerdbladeren in de daarop volgende schulp. De bloemtakken en wingerdbladeren zijn steeds met een ijle slinger met één boogje en één vergeet-mij-nietje met elkaar verbonden. Het kantpatroon is langs elke zijde gelijk en symmetrisch. De machinale tule is op elke hoek doorgestopt met een symmetrisch palmetmotief tussen twee grote druppelvormige bladeren. Aan beide zijden wordt dit motief geflankeerd door een grote bloem, mogelijk een pioenroos, tussen enkele grote omkrullende bladeren. In het midden van elke zijde, langs de buitenrand, staat een kleiner palmetmotief tussen omkrullende bladeren. De schulpenrand langs de buitenzijde van het machinale tule komt voort uit het patroon met de palmetten en omkrullende bladeren.