Lijf (a) van donkergroen laken, kort en getailleerd met platte, ronde kraag en lange gigot- of schapenboutmouwen

Model: sluit strak om het bovenlijf. Het bovenlijf moest n.l. stabiel blijven en recht in de houding zitten. Aan de voorkant links en rechters drie, verticale coupenaden. Het achterpand heeft een naad middenachter met aan weerszijden een coupe- of taillenaad vanuit de mouw. De aangerimpelde schapenboutmouwen zijn schuin op de draad gesneden met aangeknipte, over de hand eindigende, halfronde manchetten. Voor extra bewegingsvrijheid zijn in het armsgat onder de oksel twee, driehoekige spieen aangebracht, die aan weerszijden van de naad in een punt naar beneden eindigen. In de ondermouw en bij de elleboog zorgt extra ruimte voor het gemakkelijk buigen van de armen bij het paardrijden. Het aangerimpelde gedeelte bovenop is verstevigd met grof geweven, gekalanderd linnen. Het lijf en de ondermouwen zijn gevoerd met groenbruine zijde. De sluiting is asymmetrisch; rechts over links met een haak en oog in de zoom en aan de hals. Midden op de rug een incompleet schootje. Versiering: langs de manchetten, de kraag, de zoom van het achterpand en de coupenaden achter afgezet met groene zijde over getwijd, wit katoenen koord (soutache). Op beide voorpanden een butah-achtige versiering van hetzelfde koord waar omheen geluste slingers van groen en groengele gevlochten wol. Onder de kraag een dubbele rij van deze geluste slingers van groene en groengele wol. Op het schootje aan de achterkant een klein knoopje; het andere ontbreekt(?).

Lijf (a) van donkergroen laken, kort en getailleerd met platte, ronde kraag en lange gigot- of schapenboutmouwen

Model: sluit strak om het bovenlijf. Het bovenlijf moest n.l. stabiel blijven en recht in de houding zitten. Aan de voorkant links en rechters drie, verticale coupenaden. Het achterpand heeft een naad middenachter met aan weerszijden een coupe- of taillenaad vanuit de mouw. De aangerimpelde schapenboutmouwen zijn schuin op de draad gesneden met aangeknipte, over de hand eindigende, halfronde manchetten. Voor extra bewegingsvrijheid zijn in het armsgat onder de oksel twee, driehoekige spieen aangebracht, die aan weerszijden van de naad in een punt naar beneden eindigen. In de ondermouw en bij de elleboog zorgt extra ruimte voor het gemakkelijk buigen van de armen bij het paardrijden. Het aangerimpelde gedeelte bovenop is verstevigd met grof geweven, gekalanderd linnen. Het lijf en de ondermouwen zijn gevoerd met groenbruine zijde. De sluiting is asymmetrisch; rechts over links met een haak en oog in de zoom en aan de hals. Midden op de rug een incompleet schootje. Versiering: langs de manchetten, de kraag, de zoom van het achterpand en de coupenaden achter afgezet met groene zijde over getwijd, wit katoenen koord (soutache). Op beide voorpanden een butah-achtige versiering van hetzelfde koord waar omheen geluste slingers van groen en groengele gevlochten wol. Onder de kraag een dubbele rij van deze geluste slingers van groene en groengele wol. Op het schootje aan de achterkant een klein knoopje; het andere ontbreekt(?).